Zieltje
d'Er fladdert al een ganse tijd
een zieltje rond mijn hoofd.
Ik denk dat het van me houdt
of diep in mij gelooft.
Het zit gewoon te wachten
tot ik een kindje maak.
Om d'er in te springen
van zodra 't er in geraakt.
Maar lieve kleine zieltje,
bij mij maak je geen kans
niet dat ik niet van kinderen hou
of dat ik het niet kan.
Maar ik heb toch zo een hekel
aan ons mensensoort.
Alleen al om die reden
plant ik mij niet voort.
Wij zijn al met teveel
en wij doen alles kapot.
Eén spoor van vernieling,
wij vreten alles op.
Ja, we kunnen ook wel mooi zijn
en af en toe eens goed.
Maar 't loont echt de moeite niet
dat je 't daarom doet.
Nee, 't loont echt de moeite niet
dat je 't daarom doet.
Als je kost wat kost
op onze aardbol wonen wil.
Dan help ik je wel zoeken
met mijn grote toverbril.
Zet je op mijn schouder,
hou je vast aan mijn baard.
Ik ben je Sint-Kristoffel,
ik ben je hobbelpaard.
Wijs maar met je vingertje
waar ik je brengen moet.
De zee, de bergen of het woud,
het is me allemaal goed.
Liefst ver genoeg van de beschaving,
ver van het venijn.
Daar kan je nog leven
en gelukkig zijn.
Word dan maar een kikkertje
of een wilde appelboom
of een hele grote walvis
of een zeeanemoon.
Maar een mens moet je niet worden
dat raad ik je niet aan.
Je kan beter als een schurftmijt
door het leven gaan
je kan beter als een schurftmijt
door het leven gaan.