De heer, de juffrouw en de jongeling
Een heer in een coupé
Zes uur van A dus nog een uur of acht naar B
Heeft weer te A de bedelaar niets gegeven
Het volgende station de heer naar het balkon
Nu heeft hij spijt van het steeds meer voor zichzelf te leven
Een juffrouw op ’t perron parasol onder de zon
Ze wordt gehaald laat ze de kruier weten
Na maanden minnepijn
Haar lieve lief waar zou hij zijn
Hij zou haar toch niet zijn vergeten
Een jongeling op straat verliest zijn pet
Hij is te laat
Na maanden ongeremd verlangen
Rent hij naar het perron
Haar parasol onder de zon
Ze ziet hem niet
Hij zwaait om maar haar blik te vangen
De heer op het balkon
Kijkt uit over het perron
En ziet als hij de conducteur hoort fluiten
Een knaap die zwaait en in een vlaag
Trekt hij de jongeling aan zijn kraag
Nog net op tijd de trein in
Vlak voordat de deuren sluiten
Dit verhaal heeft een moraal
Lukt het dan soms niet helemaal
Omdat het bloed der goedertierenheid niet is te stelpen
Gaan wij van god tot naar de kloten
En van de regen in de drup
Maar we doen ons best
En we kunnen het niet helpen