Een ontgoocheling
Een onweerswolk hangt boven Amsterdam
Hij is pas acht
En wandelt op de wallen
De donder knalt
De eerste druppels vallen
De bliksem zet de stad in vuur en vlam
Hij glipt naar binnen
Bij een klein theater
Dat volgens hem gewoon een circus is
Een vrouw staat in de halve duisternis
Bloot op haar hoofd
En drie seconden later ontpopt ze zich
In haar gewaagde stand als heuse acrobaat en goochelaar
Hij ziet hoe zij een brandende sigaar te voorschijnt tovert
Met haar linkerhand en dan...
Hij huivert in zijn regenjackje als zij de rookwaar opheft
Hupsakee
Zij plaatst de welgevormde Willem II
Rechtop in haar geslacht
KNOTS
En neemt een trekje
Haar venusheuvel lijkt wel een vulkaan die uitbarst
Arm Pompei denkt hij even
Hij is pas acht
Was hij maar thuis gebleven
De damp doet hem de das om
Zal hij gaan, de dame zet zich schrap
Ze perst en plop daar vliegt de peuk
Naar het hooggeeerd publiek
Het projectiel komt op hem af
PANIEK
Dan schiet hij wakker
Klam, verward, doodop
Dit droomt hij elke nacht
Zo zijn zijn gang
Zo wordt hij treurig oud en homofiel
De weg is lang, ontreddert is zijn ziel
Hij is pas acht maar ziet de bui al hangen
Oh mama