Koning Jan
Jan was voor 't geluk geboren zo was 'm dat al vroeg geleerd
Maar vanaf een jaar of veertien raakte hij in zichzelf gekeerd
Hij praatte zacht met zijn konijnen riep vage zinnen in de wind
Kon soms treuren als een dichter en dan weer lachen
Als een kind
Hoewel niets wezenlijks hem dreigde werd zijn hart door angst verteerd
Het dagelijks leven als een foto waarop je pseudo-vlot poseert
Hij kon niet weten wat hij miste tot iemand iets bij toeval zei
En op het mardi gras fiësta liep hij zichzelf tegen het lijf
Hij zag ineens een weg naar 't leven hij was ineens niet meer alleen
Een broederkerk vol echte vrienden in neonlicht en halogeen
Hij is nu droeviger en wijzer maar toch nog steeds hetzelfde joch
Draagt geen kleren van de keizer maar iets ontbreekt er hier toch nog